250
2 October 1897.
De heer Rombouts vereenigt zich met het gevoelen van
den heer Nelissen. Uitstel geeft niets, na de beschouwingen
van den heer Bloemarts over deze zaak te hebben gehoord.
De personeele belasting, zooals die thans geheven wordt, is
geheel nieuw, waartegen allerwegen tal van bezwaren worden
ingebracht. Op dien grond moet men zich vooreerst te
vreden stellen met vage opgaven. Het is een fout in de
wet, dat de koffiehuishouders voor hunne geheele zaak in
de personeele belasting worden getroffen, terwijl de overige
neringdoenden voor 1 js worden ontlast. Doch deze fout
schuilt in de organieke wet zelve en het is niet onwaar
schijnlijk dat, op grond van veelvuldige reclames, daarin
spoedig eene verandering ten goede zal worden gebracht.
De heer Nelissen doet opmerken, dat de personeele be
lasting moet beoordeeld worden, zooals zij thans werkt.
Wordt die belasting later geschikt gemaakt, dan eerst is de
tijd gekomen, om te overwegen, of al dan niet opcenten
van gemeentewege zullen geheven worden. Thans drukt
die belasting ongelijkmatig en daardoor onrechtvaardig.
De heer Sassen ondersteunt het voorstel van den heer
Heijlaerts. Spreker erkent te hebben gedwaald, waar hij
in de vorige vergadering zich schaarde aan de zijde van den
heer Teychiné. Thans zou hij zijne stem tegen diens voor
stel moeten uitbrengen, op grond van dezelfde inlichtingen,
door den heer Bloemarts ter sprake gebracht, en die ook
aan spreker zijn verstrekt geworden.
De heer Bloemarts is voor het voorstel van den heer
Heijlaerts, doch meent nog te moeten opkomen tegen het
vermoeden, alsof aan andere leden van den raad de noodige
gegevens zouden onthouden zijn. Spreker heeft op eigen
initiatief, met behulp van de betrokken gemeente-ambtenaren,
de inlichtingen verzameld, welke hij meende voor dit ge
wichtig onderwerp noodig te hebben. Inmiddels geeft hij in