252
2 October 1897.
Spreker wil gaarne erkennen, dat bij de politie veel schrijf
werk te verrichten is, doch hij vertrouwt, dat het aantal
verbalen minder zal worden, waardoor ook het schrijfwerk
zal inkrimpen. Het is de taak der gemeentepolitie om
waarschuwend op te treden. Deze stelling gold nog onlangs
in eene vergadering van burgemeesters en secretarissen in
het noorden des lands als motief tegen de vereeniging van
gemeente- met rijkspolitie.
Liever zag spreker de betrekkingen van twee hoofdagenten
opgeheven om daarvoor drie gewone agenten in de plaats
te stellen, omdat de voornaamste kracht der politie gelegen
is in de surveillance en niet in de controle.
Ook verklaart spreker zich tegen de aanstelling van drie
parkwachters, omdat hij meent, dat het toezicht op de parken
veilig aan den gewonen dienst der politie kan worden over
gelaten. Wel kan hij zijne stem geven aan het instellen
van een wachtpost, b. v. aan den Haagdijk of de Nieuwe
Ginnekenstraat, doch verder meent hij niet te mogen gaan,
met het oog op de belangrijk grootere uitgaven, waarvan
hem de noodzakelijkheid niet is aangetoond.
De heer Heijlaerts erkent, dat aan het voorstel bezwaren
verbonden zijn, maar wil tevens erop wijzen, dat het ook
goede bepalingen bevat. Spreker oppert derhalve het denk
beeld de verordening artikelsgewijze te behandelen.
De heer Rombouts heeft de zaak met ernst overwogen.
Steeds heeft spreker, wanneer het gold verhooging van wedde,
zijn steun daaraan verleend, omdat het goede dienstdoen
van den agent vooral moet gezocht worden in eene behoorlijke
bezoldiging, waardoor men in staat wordt gesteld flinke
gezonde mannen voor den dienst te kunnen aanwijzen. Men
behoeft zich slechts den toestand voor oogen te stellen van
enkele jaren geleden, om daarvan overtuigd te zijn. Thans
is men op den goeden weg en zijn de traktementen te Breda
hooger dan op vele andere plaatsen.