2 October 1897.
253
Spreker is geen deskundige op politiegebied en moet dus
het liclit in deze zaak elders zoeken, namelijk door het maken
van vergelijkingen.
Op de eerste plaats haalt spreker als voorbeeld aan de
gemeente Maastricht met eene bevolking van 33 000 zielen
en eene oppervlakte van 415 H.A., alwaar de politie-uitgaven
in 1895 in rond cijfer hebben bedragen f 26 000,— of 80
cent per inwoner, terwijl te Breda die uitgaven thans reeds
96 cent per inwoner beloopen.
Reeds daarom zou men aarzelen met het voorstel mede te
gaan, doch er komt nog bij, dat Maastricht is eene fabrieks
stad met minstens 6000 fabrieksarbeiders, gelegen in de
onmiddellijke nabijheid der Duitsche en Belgische grenzen
en niet vrij van socialistische woelingen, terwijl Breda over
't algemeen kan bogen op eene vredelievende bevolking.
Deventer met eene bevolking ongeveer gelijk aan Breda
doch met eene viermaal grootere oppervlakte heeft 1 com
missaris, 1 inspecteur en 20 agenten; de kosten daarvan
komen op 621 /2 cent per inwoner. Breda daarentegen telt
thans reeds 1 commissaris, 1 inspecteur en 32 agenten.
Wanneer de politie te Deventer in staat is de orde be
hoorlijk te kunnen handhaven, moet zulks te Breda met
het tegenwoordig personeel minstens evengoed kunnen ge
schieden. Spreker zal derhalve met een gerust geweten
stemmen tegen elke verhooging van uitgaven ten dienste
der politie.
De heer Scheltus is evenzeer tegen liet voorstel, zooals
dit is ingediend, op grond dat dit eene meerdere uitgaaf van
f 6000,'s jaars zal vorderen. Intusschen wenscht spreker
den heer Sassen te doen opmerken, dat de vergelijking met
s-Bosch niet opgaat, omdat de oppervlakte van 's-Bosch 170
H.A. bedraagt tegen 292 H.A. te Breda.
Verder vraagt spreker, of het wel geoorloofd is de agen
ten nog langer dienst te laten doen, zooals dit thans ge
schiedt. Volgens de bij de verordening overgelegde staten