'274 23 October 1897. waardoor belangrijke bijbouw noodzakelijk is. Op grond daarvan geeft spreker in overweging den grond voorloopig niet te verkoopen, doch aan belanghebbenden te verhuren. De heer Teychiné zegt, dat bij raadsbesluit is bepaald, dat de grond tot aan het einde der fabriek van mevrouw De Fraiturf. enkel zal worden verkocht of verhuurd aan de eigenaren, grenzende aan de noordwestzijde van de ge dempte Gampel. Spreker vindt het onbillijk, dat de heeren Bergé en Van Keep daartoe niet in de gelegenheid zijn gesteld en tot dit besluit zou door hem niet zijn medege werkt, wanneer hij, zooals thans, beter van de zaak op de hoogte was geweest. Reeds vroeger is door spreker erop gewezen, dat te veel het oog gevestigd werd op de belangen van één persoon en dit feit schijnt zich thans te zullen herhalen. De heer Ro.vibouts verklaart ten sterkste protest te moeten aanteekenen tegen de woorden van den heer Teychiné, waar deze tot het dagelijksch bestuur het verwijt richt, alsof dit college zich door persoonlijke belangen heeft laten leiden. De heer Scheltus moet eveneens een enkel woord van protest doen hooren tegen de bewering, dat bij het dagelijksch bestuur familiebelang van één der leden op den voorgrond zou hebben gestaan. Beslist wordt die bewering door spreker teruggewezen. En wat de vastgestelde rooilijn betreft, moet hij doen opmerken, dat de fabriek van mevrouw De Fraiture met de nieuwe rooilijn niets te maken heeft. De heer Teychiné meent het college van burgemeester en wethouders niet genoemd te hebben, doch enkel erop te hebben gewezen, dat te weinig rekening is gehouden met de belangen van allen, die bij de zaak betrokken zijn. De heer Scheltus repliceerende, zegt, dat het voorstel indertijd is uitgegaan van het dagelijksch bestuur en de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1897 | | pagina 274