'288 '23 October 1897. van politie, behoudens het oppertoezicht van den burge meester, belast: 1 inspecteur, 1 schrijver, 5 hoofdagenten, 5 agenten der eerste klasse, 10 agenten der tweede klasse, 19 agenten der derde klasse, 3 parkwachters. Tevens wordt hierbij opgemerkt, dat de raad jaarlijks de uitgaven voor de politie bij de vaststelling der begrooting bepaalt, behoudens de bevoegdheid van den burgemeester om daarvan in beroep te komen en dat alzoo het voorgestelde artikel 8, regelende de invoering, zal kunnen vervallen. De voorzitter stelt deze zaak opnieuw aan de orde. De heer Scheltus verklaart de zaak nog eens nauwkeurig te hebben nagegaan, ook in verband met de door den burgemeester voorgestelde wijziging. Deze wijziging brengt echter geene verandering teweeg in het aantal voorgestelde politie-ambtenaren, zoodat het cijfer van 45, met inbegrip van den commissaris, gehandhaafd blijft. Deze uitbreiding acht spreker te groot en de daaraan verbonden uitgaven te bezwarend voor deze gemeente. Wanneer de verdeeling der gemeente in 8 politiewijken behouden blijft, hetgeen volgens spreker gevoegelijk kan geschieden en niet zal strekken ten nadeele van den dienst, dan zou met eenige mindere uit breiding zeer goed volstaan kunnen worden. In plaats van een schrijver ware het beter een agent aan te stellen en de drie parkwachters zag hij liever door een gelijk aantal agenten vervangen. Spreker handhaaft derhalve zijn vroeger voorstel om het politiepersoneel slechts uit te breiden met 2 agenten der 2de en 2 agenten der 3de klasse. De heër WitsenBorg, erkennende de moeielijkheid, zooals

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1897 | | pagina 288