13 November 189^. «meent dat zijn inkomen te lioog geschat is, maar dat bij «eigen aangifte door den belastingschuldige de bewijslast «komt te drukken op de gemeente, wanneer zij meent dat «die aangifte te laag is. «En dien last kan de gemeente niet aanvaarden, omdat «zij ten eenenmale de gegevens mist, die den rijksbelasting- «heffer ten dienste staan. «De gemeente zal in de meeste gevallen te kort schieten «in hetgeen zij zal moeten bewijzen, waardoor er alle gevaar «bestaat, dat het gezamenlijk belastbaar vermogen zal inkrim- «pen, wat tot des te liooger cijfer van percentage zal leiden. «Het is derhalve onze overtuiging, dat de bestaande rege- «ling gehandhaafd moet blijven, zooals dan ook in het ontwerp- «besluit van heffing is uitgedrukt. «Een tweede punt is het volgende «De wet zegt dat het bedrag der aanslagen percentsgewijze «gelijkelijk moet worden berekend naar het totaal van het «inkomen, behoudens eenigen aftrek voor noodzakelijk levens- «onderhoud. «Een inkomen mag alzoo niet beneden, maar ook niet «boven het werkelijk bedrag worden getroffen, hetgeen maakt «dat classificeering geen doel kan treffen dan alleen bij eigen «aangifte van lien, die het juiste bedrag van hun inkomen «willen verzwijgen en alleen de klasse willen vermelden, in «welk geval dit moet neerkomen op eene aangifte van het «maximumcijfer. «Doch de bepaling van eigen aangifte wordt door ons, «zooals boven gebleken is, ten zeerste ontraden, zoodat in «ons ontwerp vanzelf elke classificatie is achterwege gelaten. De betrekkelijke ontwerp-belastingverordeningen zijn van den volgenden inhoud a. BESLUIT tot liet heffen van een hoofdei ij ken omslag- in (le gemeente Bred a. Artikel 1. Te rekenen van den eersten Januari 1898 wordt in deze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1897 | | pagina 310