318 13 November 1897. als hij een minder getal maanden in de gemeente zijn hoofd verblijf had. Wanneer in zoodanig geval de aangeslagene zijne belasting reeds geheel of gedeeltelijk heeft voldaan, wordt hem het te veel betaalde, naar denzelfden maatstaf van berekening teruggegeven. Art. 14. De invordering van den hoofdelijken omslag geschiedt volgens de bepalingen van de artikelen 258262 der ge meentewet. Art. 15. Overtredingvan de artikelen 2, 3 en 8, eerste zinsnede, benevens van art. 4, voor zooveel de overlegging van de daarbij bedoelde aanslagbiljetten der rijks-personeele belasting betreft, is strafbaar volgens de bepalingen van de artikelen 271 en 272 der gemeentewet. Art. 16. Bij het inwerking treden dezer verordering wordt inge trokken de verordening op de invordering van den hoofde lijken omslag, vastgesteld den 27slen November 1894. Aldus vastgesteld door den raad der gemeente Breda in zijne openbare vergadering van1897. De voorzitter stelt deze zaak aan de orde. De heer Verschraage acht het een onderwerp van veel gewicht [en stelt mitsdien voor de stukken te doen drukken en aan de leden rond te zenden, en inmiddels de beslissing aan te honden tot eene volgende vergadering. De voorzitter wijst erop, dat de zaak veel spoed ver- eischt. De gemeente mist het volgend jaar de opcenten op het personeel en met den hoofdelijken omslag kan niet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1897 | | pagina 318