13 November 1897. 319 worden voortgewerkt en zelfs met de beschrijving niet wor den aangevangen, voordat de koninklijke goedkeuring ver kregen is. Bij de veelvuldige wijzigingen van belasting-ver- ordeningen, tengevolge van de wijziging der gemeentewet, is er aan het ministerie thans veel werk, zoodat getracht moet worden de verordening zoo spoedig mogelijk ter goed keuring in te zenden.] De heer Verschraage is van oordeel, dat de verordening gevoegelijk nog vóór 1 December a.s. kan worden afgehandeld. De heer Heijlaerts, afgaande op de mededeelingen in eene vorige vergadering gedaan, dat de percentage van den hoofdelijken omslag veel minder zou bedragen, wanneer aan de gemeente de noodige gegevens ten dienste stonden, moet erkennen, dat het stelsel van eigen aangifte hem wel toelacht. Hem ontbreken de noodige gegevens, om daarover thans te kunnen oordeelen, zoodat hij zich met het voorstel van den heer Verschraage wel kan vereenigen. De heer IngenHousz wijst erop, dat door hem in de vo rige vergadering het stelsel van eigen aangifte is te berde gebracht, 't Is eene zaak, die rijpelijk behoort te worden overwogen en waarvoor wel eene afzonderlijke vergadering mag gehouden worden. De heer Rombouts acht zich verplicht het voorstel van den heer Verschraage ten zeerste te moeten bestrijden. Door de afschaffing der opcenten op het personeel vordert de zaak eenigen spoed. De thans aangeboden verordening bevat slechts een tweetal bepalingen van eenig aanbelang,- name lijk, dat burgemeester en wethouders zich, tot het opmaken van het kohier en het onderzoek van reclames, zullen doen bijstaan door eene commissie en dat de personen, die bezwaren indienen, zullen gehoord worden. De discussiën kunnen tot deze cardinale punten beperkt blijven. Wenscht men een ander systeem van belastingheffing in te voeren, dan moet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1897 | | pagina 319