4 December 1897. 347 wanneer men zich altijd wilde houden aan het spreekwoord de mortuis nil nisi bene, de geschiedenis als leervak wel kon worden afgeschaft. Dit zou te betreureu zijn, want het is juist de geschiedenis, die ons leert de reeds eenmaal begane fouten te vermijden. Bij de benoeming van den vorigen directeur heeft men het advies gevolgd van één persoon, waar aan groote waarde werd gehecht, doch waarvan de onder vinding heeft aangetoond, dat het eene fout was. Spreker vraagt, of de raad zich thans weer aan het advies van één persoon zal houden, al is die persoon een deskundige op onderwijsgebied, nu door hem wordt aanbevolen een voor de overgroote meerderheid der vergadering onbekende grootheid, terwijl er keuze bestaat tusschen twee bekende stadgenooten, aan wie de hoogere burgerschool voor een groot deel hare goede reputatie te danken heeft. En niettegenstaande de inspecteur het doet voorkomen, alsof de school een Augias-stal zonde zijn, die alleen door een hervormer als de heer Van Berkum kan worden schoongemaakt De voorzitter, den spreker onderbrekende, doet zijn bezwaar kennen, dat personen in openbare vergadering be sproken worden. De heer Witsenborg hierop repliceerende, zegt, dat hij van niemand eenig kwaad spreekt. In 't algemeen atkeerig van besloten vergaderingen, doet spreker uitkomen, dat, hetgeen hij over deze zaak in het midden wenschte te brengen, door hem bij voorkeur in het publiek wordt gedaan. Overigens wenschte spreker zijne medeleden alleen in overweging te geven, hunne keuze te beperken tot de beide stadgenooten. De heer Van Dam wijst erop, dat de stemming geheim is en daarop door niemand mag worden geïnfluenceerd. Aangaande het advies van de commissie van toezicht op het middel baai' onderwijs,- hetwelk mede bij de stukken is overgelegd, doet spreker opmerken, dat dit is een ongevraagd advies, in strijd met de wet, omdat volgens de wet op het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1897 | | pagina 347