4 December 1897.
357
worden, of achten burgemeester en wethouders de verlichting
onvoldoende, dan behoort daarin op minder kostbare wijze
te worden voorzien. Het heeft spreker, met het oog op den
linancieëlen toestand der gemeente, verwonderd eene derge-
gelijke luxe-uitgaaf in de begrooting te hebben aangetroffen.
Hij stelt derhalve voor den post met ƒ250,te verminderen,
doch alleen voor het geval, dat' betere verlichting van het
Van Coothplein noodzakelijk is.
De voorzitter wijst erop, dat vooral met het oog op
de sierlijkheid in dit stadsgedeelte, het schoone met het nut
tige dient gepaard te gaan. Met ƒ250,is dit doel niet te
bereiken.
Het voorstel van den heer Reigersman, voldoende onder
steund, wordt alsnu verworpen met 15 tegen 3 stemmen.
Tegen stemden de heeren Bloemarts, Van Hal, Slecht-
riem, Nelipsen, Staal, Rees, Sassen, Rombouts, Scheltus,
Van Dongen, Teychiné, IngenHousz, Witsenborg, Van Dam
en de voorzitter.
Vóór waren de heeren Reigersman, Verschraage en
Heijlaerts.
De heer Reigersman stelt alsnu voor den geheelen post
te doen vervallen.
Dit voorstel, eveneens voldoende ondersteund, wordt alsnu
in stemming gebracht en verworpen met 11 tegen 7 stemmen,
zoodat de onderwerpelijke post gehandhaafd blijft.
Tegen stemden de heeren Bloemarts, Van Hal, Nelissen,
Staal, Sassen, Rombouts, Scheltus, Van Dongen, Teychiné,
Van Dam en de voorzitter.
Vóór waren de heeren Slechtriem, Rees, Reigersman,
Verschraage, IngenHousz, Heijlaerts en Witsenborg.