18 December 1897. 377 spreker, kan medebrengen, dat de jaarwedden van de hoofd agenten worden verhoogd en die van de andere agenten niet. De voorzitter wijst erop, dat het ambtenaren geldt, die allen tot één corps behooren. De heer Sassen meent, dat ondanks het collectief rapport elk adres zeer goed afzonderlijk kan worden behandeld. Spreker ziet niet in, dat uitstel noodig is. Het voorstel van den heer Van Dam wordt niet voldoende ondersteund en kan alzoo geen onderwerp van beraadslaging uitmaken. Thans komt in behandeling het voorstel van den heer Witsenborg omtrent de regeling der jaarwedde van den inspecteur. De heer Rombouts geeft den voorsteller in overweging als minimum-bedrag der jaarwedde van den inspecteur het cijfer van f 1000,te noemen. De heer Witsenborg zegt, dat hij bij zijne voorstellen de tegenwoordige jaarwedden als minimum op het oog heeft gehad, en het niet in zijne bedoeling ligt aan het besluit terugwerkende kracht toe te kennen, voor zoover de in functie zijnde ambtenaren aanspraak zouden maken op het achterstallige salaris als gevolg van de nieuwe regeling; er bijvoegende, dat het overigens zijne bedoeling is de verhoo ging te doen ingaan met 1 Januari a. s. De heer Nelissen vraagt, of het niet beter ware de jaar wedde van den inspecteur vast te stellen op f '1200,en bij eventueele vacature de bezoldiging opnieuw te regelen, waartegen de heer Witsenborg evenwel bedenking heeft.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1897 | | pagina 377