27 Februari 1897. 51 senz. de eigen inwoners, houders van gebakkramen, de beste «standplaatsen innemen en aan hen de minder goede wor gden toegewezen, maar voor die klacht zou geen grond be- sstaan hebben, als ook in die gemeenten, even als hier en selders, de standplaatsen voor gebakkramen openbaar ver- spacht werden. sOverigens spreekt het van zelf, dat als de beste plaatsen «gereserveerd zouden worden voor de alhier wonende hou- sders van gebakkramen, de overige plaatsen on verpacht zou- «den blijven. En kwamen ook de carousselhouders en der- «gelijke zich alhier metterwoon vestigen, wat gansch niet «onwaarschijnlijk moet beschouwd worden, dan zou zich de sde geheele opbrengst der verpachting tot nul herleiden, somdat hetgeen was toegestaan aan de houders van gebak- skramen, aan de caroussqlhouders c. s. niet zou kunnen ge- sweigerd worden. sOp deze verschillende gronden zien wij ons genoodzaakt sU te adviseeren, afwijzend op het adres te beschikken, s't Betrekkelijke verzoekschrift keert hierbij terug." De voorzitter geeft in overweging om, overeenkom stig gemeld prse-advies, op het adres afwijzend te beschikken. Waartoe eenparig besloten wordt. 7. Schrijven van burgemeester en wethouders van Breda, d.d. 22 Februari 1897, nO. 258, daarbij, met overlegging van het bericht van het hoofd der school en van het advies van den arrondissements-schoolopziener, ter benoeming van een derden onderwijzer aan de openbare tusschenschool aan de Boschstraat voordragende de volgende candidaten 10. Joh. van der Linden, 20. J. V. Th. Verhagen en 30. A. W. J. Baltus, allen onderwijzer te Breda. De voorzitter stelt voor tot stemming over te gaan en verzoekt den heeren wethouders Van Aken en Scheltüs als stemopnemers te willen fungeeren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1897 | | pagina 51