27 Februari 1897.
55
ben kunnen komen, doch de redenen tot ontslag waren van
dien aard, dat daarmede niet langer mocht gewacht worden.
Zonder verdere bedenking wordt daarna besloten
op het verzoek afwijzend te beschikken.
11. Adres van Ch. Ouwerling te Breda, daarbij, onder
overlegging eener situatieteekening, ontheffing verzoekende
van de bepalingen van art. 4 der verordening, regelende de
bouwpolitie in deze gemeente, met betrekking tot het bou
wen van drie arbeiderswoningen op het perceel, kadastraal
bekend gemeente Breda, sectie B, nO. 1762.
De voorzitter geeft in overweging dit adres te stellen
in handen van burgemeester en wethouders om prse-advies.
Waartoe besloten wordt.
12. Adres van den heer mr. J. W. J. van Mierlo, kan
tonrechter te Breda, op daarbij aangevoerde gronden ver
zoekende de huur van het door hem bewoonde perceel »het
liggend hert" eerst met 1 November 1897 te doen eindigen.
De voorzitter stelt voor dit adres eveneens te ver
zenden naar burgemeester en wethouders om prae-advies.
Waartoe zonder bedenking besloten wordt.
13. Schrijven van burgemeester en wethouders van Breda,
d.d. 19 Februari 1897, nO. 256, daarbij voorstellende over te
gaan tot benoeming van leden der vaste commissie van bij
stand in het beheer der openbare werken, overeenkomstig
de bepalingen der verordening, regelende de samenstelling
en den werkkring dier commissie, vastgesteld bij raadsbe
sluit van 16 Januari 1897 en welke verordening op 1 Fe
bruari 1.1. in werking is getreden,