20 Maart 1897. 65- I)e voorzitter wijst erop, dat het thans een nieuw verzoek geldt en vraagt of de vergadering bereid is dit ver zoek dadelijk in behandeling te nemen, ofwel het wenscht aan te houden tot eene volgende vergadering. De heer Teïchiné geeft allereerst in overweging het verzoek opnieuw te verzenden naar burgemeester en wethouders om prae-advies en, mocht do raad op dit voorstel niet willen ingaan, alsdan het nader verzoek toe. te staan en de huur te doen eindigen op 1 Mei 1898. Spreker acht de winter maanden in geen geval geschikt tot het doen van verbou wingen. die door de verandering van bestemming van het gebouw noodzakelijk worden. De heer Reigersman ondersteunt het voorstel van den heer Teychiné, omdat dit nader verzoek ook tot eene andere zienswijze bij burgemeester en wethouders zou kunnen aan leiding geven. De heer Sciieltus meent, dat het eerste voorstel van den heer Teychiné weinig uitwerking zal hebben. Burgemeester en wethouders hebben de zaak reeds van alle mogelijke kanten bezien, doch het is hun niet mogen gelukken op eene andere wijze, dan in het prae-advies- is vermeld, aan het ver zoek van den adressant tegemoet te komen. Het dagelijksch bestuur is te rade gegaan bij den gemeente-architect, volgens wiens verklaring de verbouw nog vóór den winterkan gereed zijn, wanneer de woning met 1 Augustus a. s. verlaten wordt. Bovendien is de voorgenomen verandering hoog noodzakelijk. De politie mag niet langer in de tegenwoordige lokalen gehuisvest blijven en het archief is te gewichtig, om daarvoor geene andere en betere bewaarplaats aan te wijzen. Dit zijn dan ook de redenen, waarom burgemeester en wethouders geene termen hebben kunnen vinden tot het doen van een voorstel, om de huur langer dan tot 1 Augustus a. s. te .verlengen. Het komt spreker derhalve wenschelijk voor de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1897 | | pagina 65