68 20 Maart 1897. Bedoeld voorstel, daarop in stemming gebracht, wordt aangenomen met 10 tegen 5 stemmen. Vóór stemden de heeren Teychiné, Ingen Housz, Heijlaerts, Van Dam, Bloemarts, Van Aken, Lijdsman, Nelissen, Van Dongen en Reigersman. Tegen waren de heeren Rombouts, Scheltüs, Rees, Van IIal en de voorzitter. 6. Schrijven van burgemeester en wethouders, d.d. 12 Maart 1897, n0. 347, daarbij, in verband met hetgeen ten aanzien der heffing van marktgelden van groentenboter, enz. in het algemeen verslag van het onderzoek der gemeente-begrooting dienst 1897, is in het midden gebracht, aanbiedende een schrijven van de kamer van koophandel en fabrieken alhier, waarin de kamer als hare meening te kennen geeft, dat door de hierbedoelde heffing niet de verkoopers, maar wel de verbruikers, zijnde de ingezetenen, zullen worden belast, wijl de verkoopers de belasting op hunne waren zullen om slaan, hetgeen prijsverhooging zal ten gevolge hebben; dat bovendien de verkoopers, bij eene heffing van marktgeld van genoemde artikelenhunne waren bij voorkeur zullen voeren naar die plaatsen, waar geen marktgeld geheven wordt, zooals thans trouwens reeds gedeeltelijk geschiedt, waardoor de aanvoer hier ter stede scluiarseher zal wordenalles direct of indirect ten nadeele van de verbruikers en neringdoenden in deze gemeente. De kamer acht het derhalve niet wen- schelijk marktgeld te heffen van den verkoop van groenten, boter, enz. op de dagelijksche algemeene markt alhier, met welk gevoelen burgemeester en wethouders zich vereenigen. De voorzitter stelt dit punt aan de orde. De heer Teychiné betreurt het, dat de kamer van koop handel en fabrieken deze zienswijze is toegedaan. Spreker deelt de meening niet, dat eene matige heffing van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1897 | | pagina 68