*78 3 April 1897. Dit voorstel wordt door de vergadering met in genomenheid begroet, waarna voorlezing wordt ge daan van een ontwerp-adres van rouwbeklag, het welk zonder bedenking- wordt goedgekeurd. De voorzitter zegt, dat de notulen van het verhan delde in de vergadering van '20 Maart 1897, overeenkomstig het bepaalde hij artikel 8 van het reglement van orde voor den gemeenteraad, ter inzage voor de leden hebben gelegen en hun bovendien in afdruk zijn toegezonden en vraagt of iemand der leden alsnog voorlezing daarvan verlangt of eenige be merkingen daartegen in het midden heeft te brengen. Dit niet het geval zijnde, worden de notulen van voormelde vergadering goedgekeurd en vastgesteld. Vervolgens stelt de voorzitter aan de orde: A. Ingekomen stukken. 1. Brief van de gedeputeerde staten van Aoord-Brabant, d.d. 20 Maart 1897, G, n°. 17, 2de afdeeling, 3de bureau, geleidende een afschrift van het koninklijk besluit van 9 Maart 1897, n°. 10, mot daarbij behoorenden staat, waarbij tot 1 Mei 1898 wordt goedgekeurd het raadsbesluit van 6 Februari 1897 tot heffing van staangeld voor het gebruik van gemeentegrond. Wordt voor kennisgeving aangenomen. 2. Besluiten van de gedeputeerde staten voornoemd, als a. d.d. 26 Maart 1897, G, n°. 81, 2de afdeeling, 3de bureau, houdende goedkeuring van het raadsbesluit tot het aan gaan eener geldleening tot een bedrag van f 120 000, tegen eene rente van 31 /2 ten honderd 's jaars b. d.d. 26 Maart 1897, G, n". 107, 2de afdeeling, 3de bureau, houdende goedkeuring van het raadsbesluit, om in de gemeentebegrooting, dienst 1896, af te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1897 | | pagina 78