110 9 April 1898. »Gezien art. 13 der wet van 9 Mei 1890 Staatsblad »n°. r/8) tot regeling van de pensioenen der burgerlijke «ambtenaren «Heeft besloten «den grondslag voor de berekening van de bijdrage «voor pensioen van den heer B. W. Mondt voornoemd «vast te stellen op een bedrag van vier honderd zes «en zestig gulden zeven en zestig cent. «Afschrift van dit besluit zal in tweevoud gezonden «worden aan de gedeputeerde staten van Noord- j/Brahant." c. «De raad der gemeente Breda; «Gelet op zijn besluit van 1(5 Februari 1898, waarbij «de heer dr. J. E. Couvée te Tilburg werd benoemd «tot leeraar in de natuurkunde en de cosmographie «aan de hoogere burgerschool alhier; «Gezien art. 26 der verordening tot regeling van de «pensioenen der gemeente-ambtenaren en hunne we- «duwen en weezen te Breda, vastgesteld 7 Maart 1896; «Heeft besloten: «de som, die tot grondslag moet strekken, zoo voor «de berekening van de verschuldigde bijdragen als voor «de latere regeling van het pensioen, te bepalen op vijftien honderd gulden." d. «De raad der gemeente Breda; «Gelet op zijn besluit van 16 Februari 1898, waarbij «de heer dr. J. E. Couvée te Tilburg werd benoemd «tot leeraar in de natuurkunde en de cosmographie «aan de burgeravondschool alhier; «Gezien art. 13 der wet van 9 Mei 1890 (Staatsblad »n°. 78), tot regeling van de pensioenen der burger- «lijke ambtenaren; «Heeft besloten «den grondslag voor de berekening van de bijdrage «voor pensioen van den heer dr. J. E. Couvée voor- «noemd vast te stellen op het bedrag van drie honderd ■»gulden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 110