9 April 1898. 119 dat burgemeester en wethouders bij de samenstelling der concessievoorwaarden, voor zooveel betreft het gebruik der rails van de Zuiderstoomtramwegmaatschappij, in overleg ware getreden met den directeur dier maatschappij. Uit een mon deling onderhoud met genoemden directeur is spreker ge bleken, dat tegen het plan, zooals dit thans is voorgesteld, zeer veel bezwaren bestaan, zoowel technische als andere, en dat het ongetwijfeld tot veel botsingen en ongelukken zal aanleiding geven. In verband daarmede stelt spreker voor, burgemeester en wethouders uit te noodigen alsnog overleg te plegen met den directeur der Zuidertram, opdat langs minnelijken weg de bestaande bezwaren worden uit den weg geruimd. De voorzitter wijst erop, dat volgens de concessie voorwaarden door burgemeester en wethouders de richting ten allen tijde kan worden gewijzigd, hetgeen de concessio naris steeds zal moeten gedoogen. De heer Reigersman, zijn voorstel handhavende, betoogt, dat het enkel de bedoeling is om te trachten de bestaande bezwaren weg te nemen. Het voorstel van den heer Reigersman voldoende ondersteund en waarmede burgemeester en wet houders zich vereenigen, wordt alsnu zonder hoof delijke stemming aangenomen. 13. Bezwaarschriften van ingezetenen tegen hunnen aan slag in den hoofdelijken omslag, dienst 1897. De voorzitter geeft in overweging deze adressen in besloten vergadering te behandelen. Waartoe zonder bedenking besloten wordt. 14. Adres van de heeren mrs. A. P. L. Nelissen en H. R. van Maasdijk, de eerste in hoedanigheid van voorzitter, de tweede in die van lste secretaris van het uitvoerend comité

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 119