7 Mei 1898.
125
C. Moonen, onderwijzer te Breda, op de aan die
betrekking verbonden jaarwedde, overeenkomstig
de bepalingen der verordening, regelende de jaar
wedden van het onderwijzend personeel bij de open
bare lagere scholen in deze gemeente, vastgesteld
29 October 1892 en gewijzigd 6 Februari 1897,
in te gaan met den dag zijner infunctietreding en
met bepaling, dat de benoemde, eervol ontslag-
verlangende, het verzoek daartoe minstens drie
maanden te voren behoort in te dienen.
De voorzitter dankt heeren stemopnemers voor het
door hen als zoodanig verrichte.
7. Schrijven van het college van regenten van het oude
mannenhuis te Brecla, d.d. 15 April 1898, no. 131, daarbij
ter goedkeuring aanbiedende de rekening van ontvangsten
en uitgaven van gemeld gesticht over het dienstjaar 1897,
vergezeld van de daarbij behoorende bescheiden en bewijs
stukken.
De voorzitter stelt voor deze stukken te stellen in
handen eener commissie van drie leden tot onderzoek en rapport.
Nadat de raad zich met dit voorstel heeft ver-
eenigd en zijn verlangen heeft te kennen gegeven,
dat de voorzitter die commissieleden zal aanwijzen,
worden door hem als zoodanig benoemd de heeren
Verschraage, Reigersman en Teychiné, welke
heeren zich deze keuze laten welgevallen.
8. Schrijven van de commissie van beheer der bank van
leening te Breda, d.d. 8 April 1898, daarbij ter goedkeu
ring aanbiedende de rekening en verantwoording van ge
melde instelling over het jaar 1897.
De voorzitter geeft in overweging deze stukken even
eens te stellen in handen eener commissie van drie leden
tot onderzoek en rapport.