128 7 Mei 1898. vaststellen van de lijn, zooals op eene bijgevoegde nieuwe kaart is aangeduid, met het voorstel alsnu de gevraagde concessie te verleenen overeenkomstig de overgelegde ont- werp-voorwaarden en nadat artikel 1 dier voorwaarden met de bovenbedoelde wijziging zal zijn in overeenstemming gebracht. De heer Bi.oemarts geeft zijne verwondering erover te kennen, dat dit nader voorstel van burgemeester en wet houders niet is vergezeld gegaan van eenige toelichting. Wel blijkt uit het prae-advies, dat er overeenstemming is verkregen met den heer directeur der Zuiderstoomtramweg- maatschappij, doch dit is gepaard gegaan met opheffing dei- verplichting om de lijnen dier maatschappij ook tevens door de gastrain te doen berijden. Spreker vraagt, of er niet een middel zou te vinden zijn, waarbij, met inachtneming der voordeelen en waarborgen voor de publieke veiligheid, bedoelde verplichting zou blijven bestaan. Het komt hem voor, dat thans wel aan de bezwaren van de directie der Zuidertram is tegemoetgekomen, doch met gedeeltelijke op offering der belangen van het algemeen verkeer. Speciaal wenscht spreker dan ook te vernemen, waarom dit plan evengoed is als of beter dan het vorige. De voorzitter, het plan toelichtende, zegt dat, zooals ook uit de teekening blijkt, de beide lijnen naast elkander zullen worden gelegd. De wissel van de Zuidertram zal worden verlegd, waardoor eenige boomen aan het begin van den Stationsweg zullen moeten worden gerooid, terwijl ook voor de gastram eene wissel op het Stationsplein zal worden aangelegd. Met betrekking tot den overweg zal een dei- concessionarissen zich moeten verstaan met de directie der maatschappij tot exploitatie van Staatsspoorwegen. Burge meester en wethouders hebben gemeend, dat dit inderdaad de beste oplossing is in het belang der publieke veiligheid. De heer Bi.oemarts vraagt, of het, met het oog op de omstandigheid, dat een der concessionarissen zich moet ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 128