7 Mei 1898.
131
dere vuile stoffen, die uit de locomotieven van de staats
spoor opstijgen.
De lieer Teychiné, zijne bezwaren handhavende, stelt voor
de hoornen langs den Stationsweg te doen rooien, den sloot
te dempen en de beide lijnen te leggen meer noordwaarts
naar de zijde van het emplacement der Staatsspoorwegen.
De heer Van Hal zou het bejammeren, wanneer het voor
stel van den heer Teychiné werd aangenomen. Na gehou
den samenspreking met den heer Loder is gebleken, dat
de thans voorgestelde regeling de beste oplossing is en
de publieke veiligheid er niet door geschaad wordt. Volgens
het voorste] van den heer Teychiné zal de verbreeding
van den weg en het dempen van de sloot gepaard moeten
gaan met rioleering, bestrating en andere daarmede in ver
band staande werken, hetgeen belangrijke kosten zal veroor
zaken. Ook in dit opzicht meent spreker, dat beide partijen
behooren te worden in de hand gewerkt.
De heer Reigersman verklaart, dat zijne bezwaren om
trent de plaats voor het in- en uitstappen der reizigers na
de verstrekte inlichtingen geheel zijn opgeheven en hij zich
thans met het voorstel van burgemeester en wethouders wel
vereenigen kan.
Het voorstel van den heer Teychiné wordt alsnu instem
ming gebracht, doch verworpen met 15 tegen 2 stemmen.
Tegen stemden de lieeren Bloemarts, Sleciitriem, Staal,
Sassen, Lltdsman, Rombouts, Van Hal, Sciieltus, Van Don
gen, Reigersman, Verschraage, IngenHousz, Heijlaerts,
Van Dam en de voorzitter.
Vóór stemden de lieeren Rees en Teychiné.
Daarna wordt in stemming gebracht het voorstel van bur
gemeester en wethouders, strekkende om aan den heer .T.
Hoffman te Ginneken, de gevraagde concessie te verleenen