7 Mei 1898. 133 «Geconstateerd werd in het bovengenoemd rapport, «dat de grond vroeger grensde tegen den vestingwal, »waar langs een walgang liep, terwijl, wanneer men «dat terrein, hetzij in het openbaar, hetzij onderhands «wilde verkoopen aan andere dan de belendende eige- nar en en tegelijkertijd het licht en de uitgangen «van het huis van de weduwe Wagelmans niet weg- «nemen, daar eene gang zoude gevormd worden, die «overal elders maar daar ter plaatse bijzonder zoude «misstaan. «De gevoelens echter over de te geven bestemming «aan den grond liepen uiteen, zooals blijkt uit de «notulen van het verhandelde in uwe vergadering «van den 16. Februari 1889, blz. 36 en volgg. «Was de eene spreker tegen verkoop, de andere was «er voor. In zoo verre bestond er overeenstemming, dat «ieders zienswijze tot doel had te waken, dat Het «terrein niet zoude ontsierd worden. Ook werd ge- «gesproken over den aanleg ter plaatse van plantsoen. «Eerst in de vergadering van 6 April 1889 (zie «notulen blz. 55 en volgg.) kwam de zaak tot beslis- «sing. Toen werd met 10 tegen 5 stemmen besloten «den bewusten grond niet te verkoopen. «Aldus was de stand der zaak, toen het bovenbe- «doeld adres van F. P. Bilsen inkwam, dat verzonden «werd naar burgemeester en wethouders om prae-advies. «Inmiddels was nog ingekomen een adres van P. A. «Oomes, architect, die eveneens verzocht bedoeld stuk «grond van de gemeente te koopen. «Er waren alzoo twee aanvragen om onderhand- «schen koop. welke omstandigheid van invloed was «op ons prae-advies. dat wij de eer hadden IJ aan te «bieden in uwe zitting van 2 October 1897. «Na omschrijving der zaak gaven wij U in over- «weging «op grond van art. 12 der verordening, regelende de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 133