ONTWERP.
3 Juni 1898.
Tegenwoordig de heeren VY. J. SLECIiTRIEM, L. J.
STAAL, mr. P. BLOEMARTS, W. G. H. ROMBOUTS,
J. LH DSM AN, A. J. REES, J. A. J. W. VAN HAL, A. P.
SCHÉLTUS, B. C. VAN DONGEN, J. J. L. TEYCHINÉ,
A. J. A. VERSCHRAAGE, mr. W. INGENHOUSZ, mr. M.
P. M. VAN DAM en E. H. A. GÜLJÉ, burgemeester, voorzitter.
Afwezig de heeren H. A. SASSEN, mr. A. REIGERSMAN,
F. M. HEIJLAERTS, J. J. NELISSEN en J. H. WITSEN-
BORG.
De voorzitter opent de vergadering en zegt, dat de
notulen van het verhandelde in de vergadering van 7 Mei
1898, overeenkomstig liet bepaalde hij artikel 8 van het
reglement van orde voor den gemeenteraad, ter inzage voor
de leden hebben gelegen en bun bovendien in afdruk zijn
toegezonden en vraagt, of iemand der leden alsnog voorlezing
daarvan verlangt of eenige bemerkingen daartegen in bet
midden heeft te brengen.
Dit niet het geval zijnde, worden de notulen van
voormelde vergadering goedgekeurd en vastgesteld.
De voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een
schrijven van den heer Sassen, berichtende, dat hij door
noodzakelijke afwezigheid verhinderd is de zitting van heden
bij te wonen.