3 Juni 1898.
145
gelegen en vraagt of iemand alsnog voorlezing daarvan
verlangt.
Niemand daartoe zijn verlangen te kennen gevende,
wordt besloten zich met gemeld antwoord te ver
eenigen en dit ter kennis te brengen van de ge
deputeerde staten voornoemd.
8. Schrijven van burgemeester en wethouders alhier, d.d.
14 Mei 1898, n°. 630, daarbij ter voorziening in de vacature,
ontstaan door de periodieke aftreding op 1 Juni 1898 van
den heer W. Merkelbach, als lid van het bestuur van het
oude-mannenhuis alhier aanbevelende de heeren
1°. W. Merkelbach, aftredend lid, en
2°. mr. M. P. M. van Dam, advocaat-procureur.
De voorzitter stelt voor tot de benoeming over te
gaan en verzoekt den heeren Sciieltus en Van Hal als
stemopnemers te willen fungeeren.
Er worden uitgebracht 14 stemmen, waarvan 13 op den
heer Merkelbach en 1 op den heer Van Dam.
Zoodat de heer W. Merkelbach voornoemd op
nieuw benoemd is tot lid van het bestuur van het
oude-mannenhuis alhier en zulks voor den gewonen
tijd van zitting.
9. Schrijven van burgemeester en wethouders voornoemd,
d.d. 10 Mei 1898, n°. 622, daarbij ter voorziening in de
vacature, ontstaan door de periodieke aftreding op 1 Juni
1898 van den heer J. M. Rosman, als lid van het burgerlijk
armbestuur alhier aanbevelende de heeren
'1°. J. M. Rosman, aftredend lid, en
2°. mr. H. R. van Maasdijk, advocaat procureur.
Wordt overgegaan tot stemming.