148 3 Juni 1898. De voorzitter zegt, dat ook zonder verlegging der tramrails de fontein in het midden van den weg zou kunnen worden gebracht, door haar meer noordwaarts te plaatsen. De heer Bloemarts meent, dat men bij de keuze der plaats zich in geen enkel opzicht aan de aanwezigheid van tram rails mag storen, doch dat de plaats, die men voor het doel het meest geschikt acht, daartoe behoort te worden bestemd. De heer Scheltus zegt, dat aanvankelijk het plan bestond de fontein in het midden te plaatsen in den geest, als door den heer Bloemarts wordt verlangd. Van dat plan is echter afgezien, wijl in dat geval een gedeelte der fontein, op eenigen afstand waargenomen, tengevolge van de aanwezig heid der Halstraat, geen achtergrond zal hebben. Door deskundigen wordt beweerd, dat eene fontein, zooals thans geplaatst zal worden, een achtergrond moet hebben. De heer Bloemarts dankt den heer Scheltus voor de gedane mededeeling, doch verklaart, dat zijne zienswijze daar door niet is gewijzigd. Volgens spreker moet meer worden gelet op een feit, dat voor iederen leek waarneembaar is, dan op een toestand, waarover alleen enkele deskundigen zullen kunnen oordeelen. De heer Ltjdsman sluit zich aan bij het gesprokene door den heer Bloemarts en acht het evenzeer gewenscht, dat de fontein in het midden wordt geplaatst. De heer Teychiné vraagt, of het niet mogelijk is aan de bezwaren tegemoet te komen, door de fontein te plaatsen tegenover de Veemarktstraat, welk denkbeeld echter bij den voorzitter om verschillende redenen bestrijding ontmoet. Niemand der leden hierover nog het woord ver langende, wordt besloten de fontein te doen plaatsen op de Groote Markt, ter plaatse ongeveer waar nu

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 148