3 Juni 1898.
voetmuur, hoog te zamen 1.50 M. boven de
trottoirbanden aldaar, langs de zuidzijde met
eene houten heining, hoog 2 M. en den gekochten
grond als tuin aan te leggen;
binnen tien jaar na de onderteekening der
koopakte op den gekochten grond, gelegen
achter het perceel sectie A, n°. 2313, volgens
een door burgemeester en wethouders goed te
keuren plan één of meer gebouwen te stichten,
waarvan de naar de openbare straten gekeerde
gevels geene mindere hoogte dan 8 M. boven
den beganen grond mogen hebben;
op den gekochten grond, noch in de op dien
grond gestichte gebouwen, bergplaatsen van
lompen, beenderen of andere voor de gezondheid
schadelijke stoffen op te richten;
op den gekochten grond geene loodsen, schuren
of dergelijke te bouwen, noch karren, wagens
en dergelijke voorwerpen op te bergen, tenzij
met vergunning van burgemeester en wethou
ders;
dat wanneer de koopster of hare rechtver
krijgenden aan een der hiervoor gestelde voor
waarden niet mochten voldoen, zij, na op hunne
kosten in gebreke te zijn gesteld, voor eiken
dag verzuim eene boete zullen verbeuren van
één gulden ten behoeve der gemeente;
dat de betaling der koopsom zal geschieden
bij de onderteekening der koopakte ten kantore
en tegen kwitantie van den gemeente-ont
vanger en
dat de kosten van zegels, leges, registratie,
overschrijving in de openbare registers en alle
andere op deze verkooping vallende, ten laste
zijn der koopster.