160
3 Juni 1898.
Waartoe zonder bedenking besloten wordt.
De voorzitter en de heeren Van Dongen en Van Hal,
respectievelijk voorzitter en leden van het bestuur van
het betrokken gesticht, wenschen geacht te worden niet tot
dit besluit te hebben medegewerkt.
2. Door den heer Bloemarts wordt, namens de commissie,
belast geweest met het onderzoek der rekening van de bank
van leening over 1897. gerapporteerd, dat gemelde rekening
door de commissie in orde is bevonden en daartegen geene
bedenkingen zijn gerezen, zoodat wordt voorgesteld bedoelde
rekening goed te keuren.
De voorzitter dankt de commissie en in 't bijzonder
haren rapporteur voor het uitgebracht verslag en stelt voor
overeenkomstig de conclusie van het rapport de onderwer-
pelijke rekening goed te keuren.
De voorzitter en de heer mr. W. IngenHousz. respec
tievelijk voorzitter en lid-secretaris der commissie van de
bank van leening, wenschen geacht te worden niet tot dit
besluit te hebben medegewerkt.
3. Door den heer Van Dam wordt namens de commissie,
belast geweest met het instellen van een onderzoek naar de
bevoegdheid van den raad, om de kosten eener uitbreiding
der ambachtsschool te dekken door verkoop van inschrijvingen
op het grootboek, behoorende tot het fonds van gemelde
stichting, uitgebracht het volgend verslag:
»Bij besluit van uwen raad, d.d. 9 April 1898, werd aan
»dé ondergeteekenden opgedragen om te willen dienen van
»bericht en advies omtrent de vraag, of, met het oog op de
uitbreiding der lokalen van de ambachtsschool, de raad de
^bevoegdheid heeft om de kosten dier uitbreiding te dekken
ïdoor verkoop van inschrijvingen op het grootboek, behoorende