161 3 Juni 1898. «tot het fonds van gemelde stichting, tot een bedrag van «ƒ3300,—. «Bij de beantwoording dier vraag dient in de eerste plaats «erop gewezen te worden, dat deze som uitmaakt een over- «scbot, ontsproten uit overgelegde renten, te boven gaande «het bedrag van ƒ235 000,dat wijlen dr. Van Cooth bij «zijn testament bestemd heeft, om uit de rente daarvan te «voorzien in de noodzakelijke uitgaven der ambachtsschool, vzooals salaris der onderwijzers als andersints. «Het eenparig gevoelen nu van uwe commissie is, dat, mits «gemeld bedrag van 235 000,op het grootboek onge- «schonden gevestigd blijve, er geen bezwaar bestaat om het «meerdere door overgelegde renten verkregen, tot het ge- «vraagde doeleinde te besteden. «Het kan toch de bedoeling van den erflater niet geweest «zijn, dat hij, hoewel vermeerdering van gemeld bedrag «voorzien hebbende, alsmede eene uitbreiding der ambachts- «school verwachtende, hetgeen duidelijk blijkt uit den uitge- «drukten wensch om de school voor velen toegankelijk te «doen zijn, toch gewild zou hebben om de overgelegde gelden «niet tot eene uitbreiding te besteden. «Maar uwe commissie is van meening, dat naar de bedoe- «ling van den erflater niet behoeft te worden gezocht, nu «de woorden van het testament duidelijk zijn. «In de eerste plaats toch heeft de erflater uitdrukkelijk «eene bepaalde som gelegateerd voor den opbouw der school; «kennelijk heeft hij het oog gehad op de eerste daarstelling. «En dat hij de renten van het kapitaal van 235 000,niet «heeft willen beperken tot den opbouw en niet voor even- «tueele uitbreiding van dien opbouw, blijkt duidelijk uit de «bepaling tot welk einde de renten van dat kapitaal moeten «worden besteed. «Niet in beperkenden zin heeft hij de beschikking over «die renten omschreven, maar haar zoo ruim mogelijk gesteld. «Immers hij bepaalt, dat uit de renten van meergenoemd «kapitaal zal worden voorzien in de noodzakelijke uitgaven

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 161