181
2 Juli 1898.
en een toestand in het leven wordt geroepen slechter dan
thans. Spreker zal niet medewerken om zoodanigen toestand
voor een tijdvak van 8 jaren te laten voortduren.
Overigens meent spreker, dat in het contract niet duidelijk
genoeg is uitgedrukt, dat het sloopen en bouwen gelijktijdig
behoort te geschieden.
De voorzitter betoogt, dat de voorgenomen verkoop
eene belangrijke verbetering ter plaatse zal tot stand brengen
en wijst erop, dat reeds dadelijk ééne woning moet worden
weggebroken en het sloopen der andere gebouwen geleidelijk
zal geschieden.
De heer Staal vraagt, of de geheele rij woningen, waarvan
sprake is, aan den denzelfden eigenaar behoort, waarop de
voorzitter bevestigend antwoordt.
De heer Bloemarts wijst er nogmaals op, dat het doel
geheel uit het oog verloren wordt en dat daarin zijn hoofd
bezwaar gelegen is. Spreker heeft geen bezwaar tegen eene
geleidelijke bebouwing, doch wenscht niet een toestand, die
thans voldoende is, slechter te maken. Dit kan enkel in het
belang zijn van adressant, doch de belangen der gemeente
worden er niet door bevorderd. Op grond daarvan stelt
spreker voor de voorwaarden zoodanig te wijzigen, dat de
eerste vier woningen' gelijktijdig met de voorgestelde be
bouwing binnen het jaar moeten worden weggebroken.
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt alzoo
een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Ijjdsman zegt, dat het niet te ontkennen valt,
dat de toestand aanvankelijk eenigszins slechter wordt, doch
de termijn van acht jaren, in het contract genoemd, is als
uiterste termijn te beschouwen, zoodat er gegrond vooruit
zicht bestaat, dat door de bebouwing de bestaande woningen
reeds eerder zullen worden opgeruimd. In dat geval zullen
die woningen zich zeiven veroordeelen.