190
2 Juli 1898.
«gelden ten spoedigste aan de rechthebbenden te doen geworden.
»Ten slotte komt het onzer kamer aanbevelenswaardig
«voor, de bestaande z.g. vrije vischmarkt naast den vischafslag
«te handhaven, en de daarvoor bestemde banken bij openbare
«inschrijving van jaar tot jaar, bij voorkeur aan de hoogste
«inschrijvers, te verpachten. Evenwel wil het ons voorzichtig
«schijnen, dat lieeren burgemeester en wethouders ten allen
«tijde zullen gerechtigd zijn een inschrijver te weigeren, en
«zulks zonder eenige verplichting hunnerzijds tot opheldering
«aan den betrokken persoon. Een door den raad der gemeente
«vast te stellen bedrag zal als minimum pachtsom gelden.
«De pachter zal geen bank in gebruik kunnen nemen alvorens
«de pachtsom betaald te hebben.
«En hiermede, mijne heeren, meent onze kamer aan uwe
«opdracht te hebben voldaan.
«Mochten deze hare wenken instemming en toepassing
«vinden, dan hopen wij dat zij zullen strekken mogen ten
«belange van onze dierbare gemeente en tot verlevendiging
«van de vischmarkt te Breda.
De voorzitter stelt dit punt aan de orde.
De heer IngenHousz zegt, dat hij heeft kennis genomen
van het rapport van de kamer van koophandel en fabrieken
en van het advies van burgemeester en wethouders, doch in
geen van beide heeft gevonden, wat hij gehoopt had, namelijk
een duidelijk overzicht van den thans bestaand en en eventueel
van den nieuwen toestand met opgaaf van de kosten, welke
die veranderingen zouden na zich slepen.
Intusschen acht spreker de argumenten van burgemeester
en wethouders weinig steekhoudend. De keurmeester moet
in beide gevallen behouden blijven, zoodat in dit opzicht
overeenstemming bestaat.
Met betrekking tot de opmerking van burgemeester en
wethouders, dat volgens het voorstel van de kamer van
koophandel en fabrieken de commissaris zou moeten bezoldigd
worden, wenscht spreker de vraag te stellen, waarom dit wel