•198 2 Juli 1898. oproeping van sollicitanten, ter voorziening in de daardoor ontstane vacature. Waartoe besloten wordt. B. Verslagen. 1. Door den heer mr. W. IxgenHousz wordt namens de commissie voor de strafverordeningen, in zake het adres van C. L. Schleijer alhier, houdende verzoek tot wijziging van art. 26 der algemeene politie-verordening voor deze gemeente, uitgebracht het volgend verslag «Bij besluit van uwen raad, d.d. 3 Juni 1898, werd een «request van den heer C. L. Schleijer alhier, houdende «verzoek art. 26 der algemeene politie-verordening te wijzi- «zigen, in handen onzer commissie gesteld ten einde daarop «te dienen van advies. «Aan deze opdracht voldoende, heeft de commissie de zaak «ampel en breed besproken en het al dan niet wenschelijke «der wijziging ernstig overwogen. «De leden waren eenstemmig van oordeel dat wijziging «van gemeld artikel niet wenschelijk is en wel op de navol- «gende gronden: «Het artikel in kwestie houdt preventieve maatregelen in, «maatregelen om te voorkomen dat de veiligheid van per- «sonen in gevaar worde gebracht. Wordt nu aan het ver- «zoek van den requestrant voldaan en aan burgemeester en «wethouders de bevoegdheid gegeven om honden, door hen «gevaarlijk geacht, ook op den openbaren weg toe te laten, «hetzij aan een touw, ketting of riem, hetzij alleen voor szien van een muilkorf, dan zoude naar de meening onzer «commissie de preventieve werking, die van de bepaling «verwacht wordt, niet tot haar recht komen. Zijn die «honden alleen voorzien van een muilkorf of vastgehouden «aan een touw, ketting of riem, dan zoude het gevaar «in geenen deele worden weggenomen, omdat de hebbe- slijkheid van den hond om aan te vallen (op personen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 198