15 Januari 1898.
19
De heer Van Dam meent, dat liet voorstel van den heer
Slf.chteiem wel eenige overweging verdient. De muziek
strekt niet alleen tot genot van de leden der sociëteit, maar
ook van de burgerij. De muziekuitvoeringen op de Groote
Markt zullen grootendeels vervallen en, waar de gemeente
het schutterijmuziekkorps salarieert. zou spreker in overwe
ging willen geven, dat een bepaald getal uitvoeringen in het
paviljoen van de Groote Sociëteit wordt gegeven door de
schutterijmuziek. Het publiek kan er dan toch van proü-
teeren, zonder in het omrasterd gedeelte te komen.
De heer Heiilaerts constateert, dat muziek voor de Bre-
danaars groote aantrekkelijkheid bezit, zoodat bij eventueele
muziekuitvoeringen op de Markt en in het Valkenberg beide
steeds publiek zullen trekken. Het muziekkorps der dienst
doende schutterij bezit eene goede reputatie, zoodat spreker
er niet aan twijfelt, of het bestuur der sociëteit zal gaarne
bereid zijn dat korps nu en dan te engageeren.
De heer Rombouts meent, dat de heer Van Dam zich
vergist. Het voorstel van den heer Slechtriem beoogt, om
bij gelegenheid van een bepaald getal muziekavonden in het
Valkenberg, het paviljoen der Groote Sociëteit toegankelijk
te stellen voor iedereen. Deze bepaling acht spreker in
strijd niet elk goed huurcontract, omdat aan den huurder
in dit opzicht de vrije beschikking over het door hem ge
huurde moet worden gelaten. De sociëteit kan zoodanige
voorwaarde niet aanvaarden.
De heer Teychiné meent, dat de heer Slechtriem zijn
voorstel heeft ingetrokken, zoodat verdere discussie daar
omtrent overbodig is.
Alleen, wanneer het niet ondersteund wordt, antwoordt
de heer Slechtriem.