30 Juli 1898. 217 «wrkoopers een anderen uitweg zoeken, zoodat de markt «gevaar zal loopen in belangrijkheid terug te gaan. «Ook moet niet uit het oog verloren worden, dat, wan- sneer de markt zou gehouden worden van 8 tot 10 uur, «er vele verkoopers, komende van Etten en die kanten, in «ongelegenheid zouden gebracht worden, omdat de tijd «van aankomst der tram eerst is 9 uur. Hebben zij dan «eerst nog bij particulieren boter af te leveren, dan is de «markttijd voorbij, eer zij daar kunnen zijn. »Te meer zien wij op tegen de verandering, omdat de «botermarkt verband houdt met het geheele handelsvertier «op de marktdagen en speciaal op de weekmarkten, waarop «het almede het drukst is tusschen 12 en ll/2 uur, zoodat «wij vreezen, dat het gewijzigde sluitingsuur der botermarkt «ook de handelsbeweging op de weekmarkten zal doen dalen". De voorzitter zegt, dat burgemeester en wethouders, gehoord verschillende personen, die geacht kunnen worden der zake kundig te zijn, ondanks het advies van de kamer van koophandel en fabrieken, niet verder kunnen gaan dan de markturen, bij wijze van proef, eenigszins te beperken. De heer Rees, wijzende op het adres van den R. K. Volksbond, dat bij de stukken is overgelegd en waarin op het behoud van de thans bestaande markturen wordt aan gedrongen, is van meening, dat de tegenwoordige regeling in het belang der koopers dient behouden te blijven. De heer Sassen betoogt, dat, waar het belang der inge zetenen het zwaarste weegt, dit ook het meest behoort in aanmerking te komen. Op dien grond is spreker zoowel tegen het verzoek van adressanten als tegen het voorstel van burgemeester en wethouders. De voorzitter zegt, dat hier geen sprake is van eenig voorstel van burgemeester en wethouders, wijl de regeling, krachtens de bepalingen der algemeene politieverordening,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 217