30 Juli 1898. 221 »ningen wenscht te bouwen, heeft op het smalste gedeelte «eene breedte van 3 meter, alzoo voldoende aan de tweede «alinea van art. 1 der verordening. Zooals op de plattegrondteekening van de te stichten «gebouwen is aangegeven, blijven de voorgevels op 3 meter «afstand van een aan een ander toebehoorend perceel ver- «wijderd, welke breedte als toegang tot de woningen is «bestemd. «De twee eerste woningen blijven met de achtergevels «op slechts 1 meter afstand van het aan een ander toebe- «hoorend perceel verwijderd, doch eene breedte van 2,60 «meter van dat perceel is onbebouwd, zoodat eene breedte «van 3,60 meter achter de twee eerste woningen onbebouwd «blijft. «De vier volgende woningen blijven met de achtergevels «op 2,50 meter van de aan anderen toebehoorende perceelen «verwijderd, welke laatste perceelen evenwel geheel bebouwd «zijn. «De te sloopen stallen, schuren, enz. verkeeren in zeer «slechten staat, terwijl de onbebouwde erven daaromheen «meerendeels mestvaalten zijn, welke, indien het verzoek «wordt toegestaan, komen te vervallen, waaruit ongetwijfeld «een betere sanitaire toestand, zoowel voor de perceelen in «kwestie als voor de omgeving, wordt geboren. «Voor de te stichten woningen blijft, met inbegrip van «de gang, eene onbebouwde ruimte van ongeveer 20 meter, «zoodat indien door de eigenaren daarvan te eeniger tijd «het plan mocht bestaan ook aldaar woningen te bouwen, «de gelegenheid bestaat eene ruimte van 7 a 8 meter tusschen «de voorgevels der wederzijdsche woningen te behouden. «De te stichten woningen krijgen slechts eene verdieping «gelijkstraats, zoodat van overbevolking aldaar redelijkerwijze «geen sprake kan zijn. «Het wil ons toeschijnen, dat, op grond van het boven- «staande, er aanleiding bestaat het verzoek van den adressant «in te willigen, onder voorwaarden, dat de gang vóór de «woningen gerioleerd en over de volle breedte wordt bestraat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 221