232
2Augustus 1898.
Hieraan voldaan zijnde, worden door genoemden heer
achtereenvolgens in handen van den voorzitter afgelegd
de eed van zuivering en de eed van trouw, voorgeschreven
bij art. 39 der gemeentewet.
De voorzitter biedt den heer Witsenborg zijne geluk-
wenschen aan met zijne herbenoeming tot lid van den ge
meenteraad en hoopt, dat de benoemde zal willen blijven
medewerken tot bevordering der belangen van de gemeente
Breda.
Daarop neemt de gekozene zitting.
Vervolgens stelt de voorzitter aan de orde:
A. Ingekomen stukken.
1. Schrijven van den heer mr. A. Reigersman te Breda
d.d. 31 Juli 1898, daarbij der gemeente ten geschenke aan
biedende, ter blijvende gedachtenis aan het Kroningsjaar van
onze geliefde Koningin Wilhehnina, Harer Majesteits bronzen
borstbeeld, met beleefd verzoek daaraan eene plaats in de
raadzaal te willen verleenen.
De voorzitter, van zijn zetel opgestaan, zegt ongeveer
het volgende:
»Mijne heeren! Het kostbaar geschenk, door den edelen
«gever aan de gemeente aangeboden, kan niet genoeg worden
«gewaardeerd. De heer Reigersman heeft daardoor een
«hernieuwd bewijs gegeven van de aloude trouw en ver
knochtheid zijner familie aan het Huis van Oranje en van
«de liefde voor de stad zijner inwoning.
«De gemeente Breda zal dit geschenk zeer zeker met
«grooten dank willen aanvaarden en het ten eeuwigen dage
«eene eereplaats in deze vergaderzaal verleenen, als eene
«blijvende herinnering aan de troonsbestijging van H. M.