238
27 Augustus 1898.
11. Prae-advies van burgemeester en wethouders op het
adres van W. Mol. houthandelaar alhier, verzoekende geheele
of gedeeltelijke kwijtschelding van door hem beloopen boeten,
wegens te late oplevering van een door hem aangenomen
werk. In verband met het ter zake ingewonnen bericht van
den gemeente-architect, komt het burgemeester en wet
houders voor, dat van algeheele kwijtschelding geen sprake
kan zijn, doch dat, de omstandigheden in aanmerking ge
nomen, die de vertraging hebben teweeg gebracht, er termen
zijn het bedrag der boeten ad 240,terug te brengen
tot f 100,
De voorzitter stelt dit punt aan de orde.
De heer Staal vraagt, of de gemeente door de te late
levering ook schade heeft ondervonden.
De voorzitter antwoordt hierop, dat directe schade
niet geleden is, ofschoon de vertraging nadeelig heeft gewerkt.
De heer Staal betoogt, dat de aannemer ook van zijn
kant gedupeerd is geworden door zijn leverancier. Met het
oog op de omstandigheid, dat de gemeente door de te late
levering geene schade heeft geleden, stelt spreker voor de
geheele boete kwijt te schelden.
De heer Ltjdsman kan zich niet met het voorstel van den
heer Staal vereenigen, in verband met het rapport van den
gemeente-architect, waaruit voldoende blijkt, dat de aan
nemer zelf niet geheel van nalatigheid is vrij te pleiten.
Met het oog echter op het geringe bedrag der aannemingssom
stelt spreker voor de boete te bepalen op f 50,
De heer Bloemauts, in zoover instemmende met de
woorden van den heer Ltjdsman, dat van eene algeheele
kwijtschelding geen sprake kan zijn, kan zich evenwel met
diens voorstel niet vereenigen. Spreker meent, dat de ver-