27 Augustus 1898. 239 klaring, dat door de gemeente geene schade geleden is, niet volkomen de werkelijkheid weergeeft. De brugdekken hebben ei' geruim en tijd schandelijk uitgezien, zoodat er wel degelijk schade is geleden, al is die niet ouder cijfers te brengen. Zich beroepende op het advies van deri gemeente-architect, noemt spreker het een gevaarlijk antecedent, wanneer de raad zich al te zeer liet beheerschen door een gevoel van medelijden. De conditiën waren vooraf aan den aannemer bekend en bij niet behoorlijke naleving daarvan kan alleen met de billijkheid worden rekening gehouden. De heer Sassen meent, dat een beroep op het advies van den gemeente-architect niet opgaat, daar het voorstel is gedaan door burgemeester en wethouders. De architect heeft zich. in zijn rapport, over de hoegrootheid der boete, welke men wenscht toe te passen, niet uitgelaten. Spreker sluit zich derhalve aan bij liet voorstel van den heer Lijdsman. Het komt den heer Nf.lissen voor, dat van algeheele kwijtschelding der boete alleen dan sprake kan zijn, wanneer er force majeure in het spel is geweest, b.v. eene werk staking. Daarvan is thans niet gebleken. Het voorstel van den heer Staal, tot algeheele kwijt schelding der boete, wordt alsnu in stemming gebracht, doch verworpen met 16 tegen 1 stemmen. Tegen stemden de heeren Bi.oemarts, Slechtriem, Nelissen, Rees, Sassen, Lijdsman, Rombouts, Van Hal, Scheltus, Van Dongen, Teychiné, Verschraage, Heijlaerts, Witsenborg, IngenHousz en de voorzitter. Vóór stemde de heer Staal. Alsnu wordt in stemming gebracht het voorstel van den heer Lijdsman, om het bedrag der boete te bepalen op 50,welk voorstel wordt verworpen met 9 tegen 8 stemmen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 239