242
27 Augustus -1898.
14. Schriftelijk voorstel van het raadslid, den heer
J. H. Witsenborg, tot het heffen van 50 opcenten op de
hoofdsom der personeele belasting, te rekenen van den
|steu Januari 1899, welk voorstel, met de daarbij behoorende
memorie van toelichting, in extenso is opgenomen in de
raadsnotulen van 30 Juli 1898 en waaromtrent de beslissing
in die vergadering is aangehouden.
De voorzitter vraagt, of de raad dit voorstel in behan
deling wenscht te nemen.
De heer Heijlaf.rts meent, dat de zaak genoegzaam is
voorbereid, zoodat wel tot afdoening kan worden overgegaan.
De heer Witsenborg zegt, dat zijn voorstel met de memorie
van toelichting wel ter visie hebben gelegen voor de leden
en aan dezen gedrukt zijn toegezonden, doch dat het publiek
nog niet in de gelegenheid is geweest daarvan kennis te nemen.
Spreker geeft derhalve in overweging de memorie van toe
lichting, die het voorstel vergezelt, alvorens dat voorstel in
behandeling te nemen, te doen voorlezen.
De heer Scheltus meent, dat doorlezing vrijwel overbodig
kan genoemd worden, omdat ieder lid voldoende in de gele
genheid is geweest van het voorstel kennis te nemen. Niets
belet den raad intusschen de stukken aan de pers mede te
deelen ter opneming in de nieuwsbladen.
De heer Witsenborg noemt het eene allerzonderlingste
handelwijze, wanneer de raad tut de pers het verzoek ging
richten, om zekere stukken, bij den raad thuis behoorende,
in hare kolommen op te nemen. Eerst dan, wanneer de
stukken in het openbaar zijn voorgelezen, zijn zij tevens ter
kennis van het publiek gebracht en kan de pers naar eigen
goedvinden handelen.
Na voorlezing van de betrekkelijke memorie van toelich
ting, stelt de voorzitter de zaak aan de orde.