266
15 October 1898.
zending der bijbeboorende stukken en met overlegging van
het advies van den heer inspecteur der gymnasia, ter voor
ziening in de vacature van leeraar in de oude talen aan het
gymnasium alhier, ter vervanging van den heer dr. I. R.
Wijga, aanbevelende de heeren
10. dr. H. O. de Jong, te Amsterdam,
20. dr. W. de Vries, te Schiedam,
30. dr. C. H. Baale, te Amsterdam,
40. dr. J. P. F. van Anrooij, te Utrecht.
De voorzitter geeft in overweging tot de benoeming
over te gaan en verzoekt den heeren Sciieltus en Van Hal
als stemopnemers te willen fungeeren.
De heer Sassen zegt, dat het hem verwonderd heeft, dat
ditmaal niet wordt voorgesteld de benoeming tijdelijk te
doen geschieden, zooals bij vorige benoemingen heeft plaats
gehad. Spreker acht dit thans te meer gewenscht met het
oog op de tegenstrijdige adviezen, welke zijn ingekomen.
Wordt later eene definitieve benoeming voorgesteld, dan
zal de raad beter in de gelegenheid zijn daarover een zelf
standig oordeel te kunnen vormen. Op grond van deze
overwegingen stelt spreker voor de benoeming te doen ge
schieden tijdelijk tot na afloop van het thans aangevangen
cursusjaar.
Dit voorstel, voldoende ondersteund, wordt alsnu in stem
ming gebracht en aangenomen met 14 tegen 5 stemmen.
Vóór stemden de heeren Slechtriem, Sassen, Lijdsman,
Van Hal, Sciieltus, Van Dongen, Reigersman, Teychiné,
Verschraage, Heijlaerts, Van Dam, Nelissen, Staal en
IngenHousz.
Tegen waren de heeren Bloemarts, Rees, Rombouts,
Witsenborg en de voorzitter.
Alsnu wordt overgegaan tot stemming.