276 15 October 1898. meester, J. M. Marijnen, mr. F. E. Pels-Rijcken, J. M. A. C. J. Smits, E. J. M. de Bruijn, F. Smits en mr. H. R. van Maasdijk, als brandmeester, en dat in hunne plaats zijn benoemd tot opperbrandmeester de heer P. A. F. de Bont en tot brandmeesters de heeren R. G. J. L. Smagghe, F. J. H. van Wessem, F. A. Lindeman, A. C. Buijzerd, M. Lips en H. J. J. de Pauw Gerlings. Al deze mededeelingen worden voor kennisge ving aangenomen. 3. Door den heer Van Dam wordt namens de commissie; belast geweest met het onderzoek der gemeente-rekening over het dienstjaar 1897, gerapporteerd, dat het onderzoek dier rekening met de daarbij behoorende bescheiden tot geene bemerkingen heeft aanleiding gegeven, weshalve wordt voorgesteld die rekening goed te keuren, zooals zij door bur gemeester en wethouders is aangeboden. De v o o z i 11 e r, na de commissie en in 't bijzonder haren rapporteur te hebben dank gezegd voor het uitge bracht verslag, vraagt ot iemand der leden nog eenige ophelderingen ten aanzien der rekening verlangt of beden kingen daartegen in het midden heeft te brengen. Dit niet het geval zijnde, stelt de voorzitter voor, overeenkomstig de conclusie van het rapport, de rekening dezer gemeente over het dienstjaar 1897 vast te stellen in ontvangst op639 862,495. in uitgaaf op- 627 564,345. alzoo met een batig saldo van 12 298,15. Waartoe met algemeene stemmen besloten wordt. Burgemeester en wethouders hadden zich van medestem men onthouden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 276