b. «ons te machtigen bedoelden grond, te zijner tijd, «met 2 rijen iepeboomen te beplanten." 302 12 November 1898. «Het denkbeeld is daarom bij nadere overweging gerijpt, «bedoelden grond noch voor bouwterrein te verkoopen, noch «voor opslagplaats van hout of wat don ook te verhuren, «doch de strook te beplanten met 2 rijen iepeboomen «welke, volgens het oordeel van den opzichter der beplan kingen, aldaar sterk zullen groeien, doch de eerste jaren «van houten boombeschermers zullen moeten worden voorzien. «Wij geven U daarom in overweging te besluiten a. «aan den adressant W. Mol, houthandelaar te Breda «te antwoorden, dat het niet gewenscht wordt ge jacht bedoelden grond te verhuren en alzoo afwijzend «op zijn verzoek wordt beschikt; De voorzitter stelt dit punt aan de orde. De heer Sassen zegt, dat hij zich wel kan vereenigen met het eerste gedeelte van het voorstel, doch dat het tweede gedeelte, wat betreft het beplanten met boomen, bij hem bezwaren ontmoet. Als bouwterrrein vertegen woordigt deze grond eene waarde van ongeveer f 10 000, Spreker stelt derhalve voor de beslissing omtrent de be stemming van dien grond voorloopig aan te houden. De voorzitter wijst erop, dat het bouwen van woningen het terrein zeer zou ontsieren. De heer Sassen vestigt de aandacht erop, dat de gemeente te eenigertijd in de gelegenheid zou kunnen worden gesteld eene strook grond van het rijk bij te koopen, in welk geval eene dubbele rij woningen kan worden gebouwd. In geen geval komt het spreker gewenscht voor thans reeds eene beslissing te nemen over de bestemming van den grond. De heer Staal kan zich evenmin vereenigen met het voorstel, om het terrein met boomen te beplanten. Spreker

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 302