306 12 November 1898. «ling van de verbodsbepaling van art. 4 der verordening «regelende de bouwpolitie in deze gemeente, tot liet bouwen «van een woonhuis aldaar. «Op de bij het adres overgelegde situatiekaart is het te «stichten gebouw met eene roode arcure afgebeeld. «De gang naar het perceel, waarop adressant de woning «wenscht te stichten, is aan het begin, bij den Haagdijk, «breed 2,50 meter, geleidelijk verbreedende, tot hij het per- «ceel van den adressant, tot 3 meter. «Ter plaatse waar men de woning wenscht te bouwen, is «voor eenige weken een koestal gesloopt, welke met de nog «op het kadastrale perceel staande woning, als liovenierderij, «een geheel uitmaakt. «De voorgevel van het te sichten gebouwtje blijft op drie «meter afstand van een aan een ander toebehoorend bebouwd «perceel verwijderd, terwijl de achtergevel op de grens van het «perceel wordt opgetrokken, doch die aan een onbebouwd «erf grenst. Een der zijgevels grenst aan den bestaanden «zijgevel van het woonhuis van adressant en de andere aan «ruime onbebouwde perceelen. «Een en ander is op de situatieteekening duidelijk voor- «gesteld. «De gang, welke van den Haagdijk toegang tot de ge- «bouwen aldaar verschaft, is niet gerioleerd en helt vrij sterk «naar achteren, zoodat niet alleen het regenwater, doch ook «het verbruikte water uit de gebouwen aldaar bovengronds «naar de achterliggende onbebouwde terreinen wordt afge- «voerd, waarvan het gevolg is, dat zich aldaar modder- «slooten of poelen vormen, ten nadeele van de algemeene «gezondheid. «Adressant is bereid, indien zijn verzoek wordt toegestaan, «bedoelde gang te rioleeren in verbinding met het riool «van den Haagdijk. «De te stichten woning krijgt slechts eene verdieping, «gelijkstraats, zoodat ook met het oog op de zeer groote «onbebouwde achterterreinen aldaar van overbevolking rede- «lijkerwijze geen sprake kan zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 306