12 November 1898. 307 «Het wil ons-- toeschijnen, dat, op grond van het boven- «staande, er aanleiding bestaat het verzoek van den adres ssant in te willigen, onder voorwaarden 1°. «dat de gang over de geheele lengte door en op kosten «van adressant wordt gerioleerd, loozende in het ge- «meenteriool van den Haagdijk. 2°. «dat de woning wordt voorzien van water uit de «gemeentelijke waterleiding. 3°. «dat het te stichten gebouw geen bovenwoning mag «bevatten." De voorzitter stelt dit punt aan de orde. De heer Bloemarts vraagt, of bij dit voorstel wel voldoende is gelet op de belangen van andere eigenaren, voor wie de inwilliging van het verzoek een beletsel zou kunnen worden om hunne aangrenzende terreinen eveneens met woningen te bebouwen. De voorzitter antwoordt hierop, dat een dergelijk bezwaar niet aanwezig is, omdat het terrein door ruime onbebouwde erven begrensd wordt. Zonder verdere bedenking wordt alsnu besloten het verzoek van adressant, overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders, in te willigen. 18. Voorstel van burgemeester en wethouders alhier, in zake de voorziening in de betrekking van keurmeester van vee en vleesch, luidende als volgt: «Op den 6den October van dit jaar is overleden de heer «L. Molenschot, die bij uw besluit van den 30sten Juli 1898 «opnieuw werd benoemd voor den tijd van één jaar tot «keurmeester van slachtvee en vleesch in deze gemeente op «eene jaarwedde van f 900, «Gaarne brengen wij in herinnering de motieven, die U

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 307