12 November 1898. 309 «worden voorgesteld. En daarin zijn wij, naar onze volle «overtuiging, ten beste geslaagd. «Onder de vroegere sollicitanten behoorde ook de heer »A. G. Müller, rijksveeopzichter te Schiedam. Toen reeds «trok hij bijzonder onze aandacht, doch eene tijdelijke be- «noeming kon hij niet aannemen. «Opnieuw hebben wij ons met hem in betrekking gesteld «en de goede meening, vroeger omtrent hem opgevat, heeft «zich bij vernieuwde kennismaking bevestigd. «In een tal getuigschriften van bevoegden, die wij de eer «hebben hierbij over te leggen, wordt hij gekenschetst in «zijne persoonlijke en ambtelijke hoedanigheden, terwijl wij «hem aan U gerust durven aanbevelen als een man van «stipte plichtsbetrachting en onkreukbare eerlijkheid. «In den bestaanden toestand komt ons derhalve diens «benoeming hoogst gewenscht voor, weshalve wij de eer «hebben U voor te stellen den heer A. G. Muller, rijksvee- «opzichter te Schiedamdefinitief aan te stellen als keur- «meester van slachtvee en vleesch in deze gemeente, en wel «op eene jaarwedde van ƒ1000,welke bezoldiging op dat «bedrag wordt voorgedragen, omdat de betrekking van «keurmeester even belangrijk als veelomvattend is en algeheele «toewijding vordert. «Wel genoot wijlen de heer Molenschot slechts ƒ900, «doch deze had daarbij de bevoegdheid ook particuliere «praktijk uit te oefenen." De voorzitter vraagt, of de raad zich met dit voorstel kan vereenigen. De heer Heijlaerts wijst op de noodzakelijkheid om zoo spoedig mogelijk in de bestaande vacature te voorzien. Waar nu door burgemeester en wethouders wordt voorgedragen een persoon, omtrent wiens bekwaamheid de beste getuig schriften zijn overgelegd, kan het onderwerpelijke voorstel sprekers goedkeuring ten volle wegdragen. Alsnu tot stemming overgegaan zijnde, worden ingeleverd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 309