30 29 Januari 1898. tegen een volgend jaar niet een voorstel in dien gbest bij den raad ter tafel werd gebracht, hetzij van burgemeester en -wethouders of uit den boezem der vergadering zelve. De heer Rombouts betreurt het, dat de hoofdelijke omslag niet kan worden opgemaakt met behulp eener commissie, doch bij ons tegenwoordig wettensysteem, dat in dit opzicht de macht in ééne hand legt, is daaraan niets te veranderen. De autonomie der gemeentebesturen valt bij dezen minister totaal weg. Overigens heerscht bij gedeputeerde staten, volgens spreker, eene zeer verkeerde opvatting omtrent de wijze van behandeling en het onderzoek naar de gegrondheid van reclames. De hoofdelijke omslag wordt opgemaakt naar eer en geweten door personen, wonende in de onmiddellijke omgeving van de belastingschuldigen, en alzoo het best in staat, om de inkomens zoo nauwkeurig mogelijk te schatten. Intusschen blijkt herhaaldelijk, dat de reclamanten door gedeputeerde staten in het gelijk worden gesteld, niettegen staande zij slechts ontkenningen, geen bewijzen tegen den te hoogen aanslag aanvoeren. Kon dit college goedvinden steeds bewijzen te vorderen en zonder deze den aanslag niet te verlagen, dan zou het kohier een heel ander aanzien krijgen. Wordt het systeem van eigen aangifte gevolgd, dan zal de gemeente nog meer machteloos staan tegenover- de reclamanten, zoodat spreker van dit stelsel zich niet veel heil voorstelt. De heer Van Dam vraagt, of het in de bedoeling ligt de wetsbepalingen ten opzichte der forensen reeds dit jaar toe te passen. De voorzitter antwoordt hierop bevestigend. De heer Witsexbohg vraagt wat de bedoeling is van burgemeester en wethouders omtrent de commissie van bij-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 30