320 12 November 1898. door de koopers van grond aan den nieuwen boulevard te stichten gebouwen, in ieder geval geldelijk voordeel behaald zal worden. Bij eene levering toch van 100 000 M-\ gas zal de winst ƒ3 a 4000 'sjaars bedragen, zonder dat van eene vergrooting der fabriek sprake behoeft te zijnen mocht de te leveren hoeveelheid zoodanig stijgen, dat tot die vergrooting moet worden overgegaan, dan zal het bewijs geleverd zijn, dat het daarvoor benoodigde kapitaal dubbel en dwars zijn rente kan opbrengen. En wat het water betreft: wij hebben een zeer dure waterleiding, die nog steeds met verlies wordt geëxploiteerd. Nu is, volgens den heer Schotel, de capaciteit voldoende, om, behalve Breda, ook de aangrenzende gemeenten van water te voorzien. Zonder éénig gevaar kunnen wij dus het afzetgebied aanmerkelijk uitbreiden. Ieder M-3., dien wij aan de bewoners van den nieuwen bouleverd leveren, zal zuivere winst zijn, daar het wel vanzelf spreekt, dat alle kosten van aanleg, zooveel voor water als voor gas, gedragen zullen moeten worden door de requestrante. Andere leden konden zich met deze beschouwingen niet vereenigen en wel op de volgende gronden: 1. Dat de gemeente optreedt als fabrikante van gas en leverancierster van water daar waar de krachten der inge zetenen te kort schieten, achtte men billijk, ja noodzakelijk. Maar men meende, dat het niet op den weg eener gemeente ligt, om op te treden als verkoopster van gas en water aan niet-ingezetenen. 2. Door aan de bewoners der buitengemeenten, die toch reeds zooveel voordeelen genieten door de onmiddellijke nabijheid van Breda, zonder in de lasten dezer gemeente eenig noemenswaardig bedrag te betalen, nu ook nog gas en water te leveren, zal men het wonen in die gemeenten natuurlijk nog aanlokkelijker maken, zoodat niet alleen de vreemdelingen die zich in deze streken komen vestigen, maar ook stadgenooten daar meer en meer hun woonplaats zullen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 320