12 November 1898. 323 voorwaarden te bedingen zijn) kan, of liever moet een van de twee gevolgen hebben öf wel de nieuwe bouwterreinen zullen bij gemis aan gas en vooral aan drinkwater niet spoedig bebouwd worden. Het resultaat hiervan zal zijn, dat Breda de voordeelen mist van de vermeerdering der omwoners der voor vele zaken te Breda ter markt komende bevolking - en bovendien blijft zitten met eene agglomeratie waarvan de annexatie een even dringende eisch blijft, doch geen voordeelige maatregel zal wezen of wel, de maatschappij zal, 't zij alleen, 't zij in verbin ding met anderen, in de behoeften aan gas en water (voor baar een levensquaestie) gaan voorzien. Breda zal dan niet alleen de winsten derven, die een ander dan door de levering maakt, doch bovendien lijdelijk toezien, dat de agglomeraties zich onafhankelijk maken en het voornaamste argument voor de annexatie te niet doen en, wat méér is, bevorderen dat in den vorm van concessies voor gas- en waterleidingen, die aan anderen op de te annexeeren terreinen zullen zijn ver leend, zeer ernstige bezwaren tegen de uitvoering van een annexatie-plan in 't leven worden geroepen. De bewering, dat wij. aan de buitengemeenten gas en water leverende, later, wanneer die zoo hoogst belangrijke annexatie-quaestie aan de orde zal komen, niets meer te bieden zullen hebben, gaat niet op, tenzij men grootere vei ligheid, tengevolge eener dan noodzakelijke aanmerkelijke uitbreiding onzer politie, de hulp der brandweer, betere rei niging en onderhoud van straten, betere rioleering, het bou wen van scholen, eene groote vermindering van den prijs van gas en water, enz. voor niets niocht rekenen. De kos ten resp. winstderving van een en ander zullen zóó groot zijn, dat men goed zal doen, de directe voordeelen van die door velen zoo gewenschte annexatie niet te overschatten. Doch hoe het ook zijten slotte zullen onze aanstaande stadgenooten in die quaestie niet den doorslag geven. In hoogste ressort wordt die beslist door de wetgevende macht, en wanneer wij er dan op kunnen wijzen, dat wij, behalve

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 323