26 November 1898. 339 openbare lagere scholen in deze gemeente, vastgesteld hij raadsbesluit van 29 October 1892 en gewijzigd 6 Februari 1897, in te gaan met den dag zijner infunctietreding, en met bepaling, dat de benoemde, eervol ontslag verlangende, het verzoek daartoe min stens drie maanden te voren behoort in te dienen. De voorzitter dankt heeren stemopnemers voor het door hen als zoodanig verrichte. 7. Behandeling der gemeentë-begrooting, dienst 1899. Door den heer Bloemarts, als centraal rapporteur, wordt het rapport der afdeelingen, te beginnen met de uitgaven, punt voor punt, voorgelezen, terwijl de voorzitter de me morie van beantwoording van burgemeester en wethouders tot dat doel ter hand neemt. In algemeene beschouwingen wordt niet getreden. riTGAVFN. Vlgnr. 63. Hoofdst. I art. 3. Door een der leden in eene afdeeling werd de wensche- lijkheid betoogd om, met het oog op den minder gunstigen financieelen toestand der gemeente, de presentiegelden voor de leden van den raad tot de helft te reduceeren of om die nog liever geheel af te schaffen. Hoewel nog eenige leden dier afdeeling zich met do strek king van dat betoog vereenigden, kon het voorstel in die afdeeling toch geene meerderheid verwerven. Antwoord. De presentiegelden zijn ingesteld bij raadsbesluit van 20 October 1875 en moeten gehandhaafd blijven toldat voor meld besluit zal zijn ingetrokken. Laatstelijk werd, over hetzelfde onderwerp beraadslaagd in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 339