'26 November 1898. 343 den meest practischen weg en wijst erop, hoe ook nog aan andere ambtenaren meermalen ongevraagd eene verhooging van salaris is toegestaan. Spreker houdt niet van bedelende ambtenaren en waar, zooals in het onderhavige geval, de raad overtuigd is van de vele werkzaamheden en de waar deering der diensten van den betrokken ambtenaar, daar behoort hij zich te schamen over eene vergoeding van 200, De heer Bloemarts wil gaarne het beginsel onderschrijven, zooals de vorige spreker dit wenscht toe te passen. Spreker acht dit veel loyaler en practischer, doch de ondervinding leert, dat daarmede in de meeste gevallen geen rekening wordt gehouden. Niet om de verdiensten van den betrokken ambtenaar, doch ter wille van het beginsel en de wijze, waarop de verhooging is voorgesteld, kan spreker zich met dat voorstel niet vereenigen. De heer Nelissen meent, dat de verhooging, in verband met de werkzaamheden aan het ambt verbonden, als onaf wijsbaar moet worden beschouwd. Spreker had dan ook liever gezien, dat dit voorstel van burgemeester en wethouders ware uitgegaan. De heer Sassen is van meening, dat een desbetreffend voor stel tot verhooging door het dagelijksch bestuur is over het hoofd gezien. De heer Van Hal bevestigt het gezegde van den heer Sassen. Spreker meent dan ook geen indiscretie te begaan, door de mededeeling, dat bij het dagelijksch bestuur de lage bezoldiging van den archivaris wel eens ter sprake is gebracht en toen eenparig de billijkheid van verhooging werd erkend. De heer Staal is van oordeel, dat de betrekking van gemeente-archivaris meer te beschouwen is als eene eere betrekking. De betrekking is ongetwijfeld eervol antwoordt de voorzitter doch zij brengt vele werkzaamheden mede.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1898 | | pagina 343