346
26 November 1898.
opdracht aan de politie niet wel kan verstrekt worden en om
daarvoor een afzonderlijk bezoldigd ambtenaar aan te stellen,
is met het oog op het geringe verschil in belastingopbrengst
niet aan te bevelen.
De betrokken post wordt hierop goedgekeurd.
Ylgnr. 71. Hoofdst. I art. 8.
Naar aanleiding van de onbestemde mededeelingen in de
memorie van toelichting, betreffende de regeling der jaarwed
den van den commissaris en den inspecteur van politie, werd
in eene der afdeelingen de wenschelijkheid betoogd om in
de memorie van toelichting dergelijke mededeelingen volledig
te maken door de vermelding daarbij van het desbetreffend
raadsbesluit.
Antwoord.
De wedde van den commissaris van politie is, toen de
tegenwoordige functionaris optrad, geregeld met inachtne
ming van het bepaalde bij art. 191 der gemeentewet, terwijl
die van den inspecteur dóór den gemeenteraad nader is vast
gesteld bij besluit van den 18rlen December 1897, in te gaan
1 Januari 1898.
De voorzitter meent hieraan nog de opmerking te moe
ten toevoegen, dat het niet wel mogelijk is in de memorie
van toelichting omtrent ieder gemeente ambtenaar de mede-
deeling te voegen, als thans ten opzichte van den commis
saris en den inspecteur van politie verlangd wordt.
De post wordt hierop goedgekeurd.
Ylgur. 75. Hoofdst. I art. 12f.
In eene afdeeling spraken de leden algemeen als hun
wensch uit, dat aan den opzichter der beplantingen ter
erkenning zijner verdiensten eene verhooging van jaarwedde